Bommen zouden de oorlog een stuk moreler maken, volgens de Bommenwerpermaffia - NRC

2021-12-27 05:34:40 By : Ms. lily qiu

Vanwege het coronavirus werken onze medewerkers thuis.

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Malcolm Gladwell Deze Canadese historicus vertelt het verhaal van een bommenrichtsysteem waarmee Amerikaanse luchtmachtcommandanten vele levens dachten te kunnen sparen.

Weinig mensen zullen hebben gehoord van Carl L. Norden. En toch, deze Nederlandse ingenieur beïnvloedde de loop van de Tweede Wereldoorlog en ‘inspireerde een droom die tot het einde van de eeuw zou voortbestaan’, schrijft Malcolm Gladwell in zijn nieuwe boek De Bommenwerpermaffia. Het is misschien een tikje zwaar aangezet, maar fascinerend is het wel, het verhaal dat de Canadese schrijver en historicus vertelt.

Norden was geboren in Nederlands-Indië. Ingenieur werd hij aan de Eidgenössische Technische Hochschule van Zürich, waar hij een jaargenoot was van Vladimir Lenin. Nadat hij emigreerde naar de Verenigde Staten ging hij werken voor het Amerikaanse leger, voor de marine en voor de luchtmacht. Daar ontwierp hij een bommenrichtsysteem, een apparaat van vijfentwintig kilo met spiegels, een telescoopvizier, kogellagers, waterpasinstrumenten en metertjes waarmee het in theorie mogelijk was nauwkeurig te bombarderen vanuit de lucht. Generaties van Amerikaanse bommenwerpers werden ermee uitgerust.

Een apparaat waarmee je het gooien van bommen vergemakkelijkt – het klinkt niet echt als een verdienste voor de mensheid. En toch is dat precies waar het in De Bommenwerpermaffia om gaat: het idee dat er een einde kan worden gemaakt aan de mensenlevensverslindende manier van oorlogvoeren die de Eerste Wereldoorlog had gekenmerkt. Door beter oorlog te voeren.

De Bommenwerpermaffia is niet alleen de titel van het boek, het is ook de geuzennaam van een dozijn officieren die elkaar in de jaren dertig van de vorige eeuw ontmoetten op de Air Corps Tactical School op luchtvaartbasis Maxwell Field in Montgomery, Alabama – een voormalige katoenplantage die door de gebroeders Orville en Wilbur Wright was omgebouwd tot vliegveld.

In 1936 was er een grote overstroming in Pittsburgh. Honderden gebouwen werden verwoest, waaronder een fabriek van het bedrijf Hamilton Standard. Daar werden veren gemaakt en die veren werden gebruikt in de propellers waarmee de meeste vliegtuigen in die tijd werden uitgerust. Niemand anders kon die veren maken. En dus kwam de hele luchtvaartindustrie tot stilstand.

De Bommenwerpermaffia leefde op bij dat nieuws, schrijft Gladwell. Het bracht hen op een idee: als je met de vernietiging van één fabriek een luchtmacht plat kunt leggen, hoeveel doelen heb je dan nodig voor een héél land? Ze deden een gedachtenexperiment. Stel dat je vanaf Toronto, Canada, een aanval uit zou voeren op het 547 kilometer verder gelegen New York? Zeventien welgemikte bommen, rekenden ze uit, en de hele metropoolregio zou zonder stroom zitten. Vooropgesteld natuurlijk dat het mogelijk zou zijn die doelen daadwerkelijk te raken. Enter Carl Norden en zijn bommenrichter.

De droom van de Bommenwerpermaffia was ‘een van de verleidelijkste in de geschiedenis van de oorlogvoering’, schrijft Gladwell: ‘Dat we dan geen jonge kerels meer zouden achterlaten op slagvelden; dat we niet meer hele steden in puin zouden leggen. Dat we oorlog opnieuw konden uitvinden. Dat we er een exacte, snelle onderneming van zouden kunnen maken, bijna zonder bloedvergieten. Bijna.’

Malcolm Gladwell is een goede verteller. Het verbaast dan ook niet echt in zijn dankwoord te lezen dat De Bommenwerpermaffia in eerste instantie een audioboek was. In de papieren versie last de auteur regelmatig ‘geluidsfragmenten’ in, in de vorm van lange citaten. Bij vlagen vliegt hij een beetje uit de bocht in een poging het verhaal, dat van zichzelf al dramatisch genoeg is, nog wat extra drama te geven. Zo haalt hij er af toe de bijbelvertelling bij over de duivel die probeerde Jezus te verleiden, om de dilemma’s van luchtmachtcommandanten te schetsen. Prettig is dan weer de ruimte die hij neemt om de hoofdpersonen van het verhaal tot leven te wekken.

Neem Frederick Lindemann, natuurkundige en ‘beste vriend’ van de Britse oorlogspremier Churchill. Lindemann, schrijft Gladwell, had een fenomenaal geheugen voor getallen en was een goede bekende van Albert Einstein. ‘Tijdens een etentje sprak Einstein eens over een wiskundige propositie die hij nooit had kunnen bewijzen. Een dag later gaf Lindemann hem achteloos het correcte antwoord, dat hij had bedacht toen hij in bad zat.’

Lindemann had grote invloed op Churchill, onder meer wat betreft bombardementen. De Britten geloofden niet in precisiebombardementen, maar in moraalbombardementen: aanvallen die tot doel hadden hele steden van de vijand in puin te leggen. Die zouden de geestkracht van de vijand doen breken. Gladwell wijst erop dat die theorie net zo onbewezen was als die van de Bommenwerpermaffia. Aanvallen van de Luftwaffe op Londen hadden immers het moreel van de Britten ook niet gebroken. Maar de Britse luchtmachtmaarschalk Arthur ‘Bomber’ Harris had daar wel een antwoord op. ‘Duitsers zaten anders in elkaar dan Britten, dacht hij.’

De afloop van de Tweede Wereldoorlog is bekend, maar ik wil toch niet te veel spoilen hoe het de Bommenwerpermaffia verder verging. Ik verklap niks als ik zeg dat hun droom nog lang voortleefde. Maar dat oorlogen, ondanks voortschrijdende techniek, in de regel toch niet alleen vanuit de lucht worden gewonnen. Zie Vietnam, Irak, Afghanistan, om enkele voorbeelden te noemen. Ook in de Tweede Wereldoorlog was een massale inzet van grondtroepen nodig om Duitsland te verslaan. Japan in WOII is misschien een uitzondering: dat werd pas bezet nadat het gecapituleerd had. Maar Japan is hors categorie omdat er atoombommen aan te pas kwamen.

Je zou bijna vergeten dat Hiroshima en Nagasaki vooraf werden gegaan door massale bombardementen op andere Japanse steden – een groot deel van het boek gaat daarover. Een invasie à la D-day, waar in de Amerikaanse plannen rekening mee werd gehouden en die ongetwijfeld veel soldatenlevens zou hebben gekost, was uiteindelijk overbodig. Wel werden er honderdduizenden burgerslachtoffers gemaakt.

Curtis LeMay, de Amerikaanse majoor-generaal die verantwoordelijk was voor de gruwelijke massabombardementen met napalm op Japanse steden, geloofde ook dat hij daarmee iets goeds had gedaan. ‘Oorlog is een vreselijke aangelegenheid’, zei daar hij later over. ‘Het is onvermijdelijk dat er ontelbaar veel slachtoffers vallen. Daar ontkom je niet aan. Ik denk dat iedere morele commandant zijn best doet om dat te minimaliseren. De beste manier om dat te doen is de oorlog zo kort mogelijk houden.’

Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt. U kunt ons ook anoniem een tip geven.